Vijf jaar geleden kreeg ik er op één week tijd plots twee verjaardagen bij.
De dag waarop ik geboren werd (13 oktober) en de dag waarop ik een herseninfarct kreeg (8 oktober). Sindsdien voelt elke oktobermaand dubbel. Twee verjaardagen in één. Eentje voor het leven dat ik verloor en eentje voor het leven dat ik nog steeds aan het uitzoeken ben.
Toen ik dertig werd, schreef ik in een blog: “er komt misschien geen later meer.”
En dat meende ik ook.
Die gedachte gaf me destijds een soort vurige drang om te doen.
Om alles eruit te halen wat nog wél kon.
Om niet te wachten tot het te laat was.
Nu, vier jaar later, merk ik dat “doen” een andere betekenis heeft gekregen.
Ik hoef mezelf niet meer te bewijzen.
Ik hoef niet meer te tonen dat ik vooruitga, herstel, meedoe.
Doen is zachter geworden.
Soms betekent het: een wandeling, een gesprek, een glimlach.
Soms ook: niets doen, neen zeggen en dat gewoon toelaten.
En dat blijft, na al die tijd, mijn belangrijkste les:
Je hoeft het niet groots te doen om te doen.
Leven is vaak al genoeg.

